- (Centraal Bureau voor Genealogie)
Karel de Stoute (Dijon 1433-Nancy 1477), hertog van Bourgondi? 1467-1477, hertog van Gelre 1473-1477; zoon van Filips III van Bourgondi? (1396-1467) & Isabella van Portugal (1397-1472) [Jahn-2001, p 41].
Jacob Jansz Stout, biersteker te Amsterdam, acte 1618 [Bier! Geschiedenis van een volksdrank, Amsterdam 1994, p 92].
Jan Dircxsz Stout, molenaar, ouderling van 't Woudt, ovl. 1628; vader van Cornelis Jansz Stout, van Den Hoorn, molenaar in de polder Schieveen, ovl. Schieveen voor 1685; vader van Jan Cornelisz Stout, huw. Delft 1664, enz. [Markus van-1994, p 44, nr 7536].
Cornelis Jan Cornelis Stout, geb. ca. 1596, won. Langerak; zoon van Jan Cornelis Stout, won. Langerak, ovl. ca. 1580 [Slootweg-1997; aanv. 1998, p 250].
Over het woord 'stout' en de betekenisverschuiving van het bijwoord en bijvoeglijk naamwoord:
- "Dat betekende oorspronkelijk 'zelfbewust, fier' (het is verwant aan het Duitse stolz). (...) Maar wellicht is de menselijke soort jaloers en geneigd iemands zelfbewustheid en fierheid als een hoogst laakbare eigenschap te kwalificeren. Zo ontstaat, met steeds kleine betekeniswijzigingen, een negatief beeld van stout: 'al te zelfbewust, vrijpostig, brutaal'. Cats wist het al: "Een maegt is schuw, een hoer is stout". Een maagd is bedeesd, doet niets om een vrijmoedige stoeipartij uit te lokken, maar een hoer is wel vrijpostig, lokt op brutale wijze uit. Vervolgens glijdt de betekenis van stout af naar de jeugd, naar de kinderen. Want als je als kind zelfbewust en fier bent, ben je geneigd om niet alles te doen wat een volwassene zegt. Maar dat moet je bezuren, want dan ben je volgens hen 'ongehoorzaam, ondeugend', zoals de betekenis in de achttiende eeuw ging luiden" [Hans Heestermans, 'Hoe braaf is braaf?', in: Onze Taal 70 (2001), nr 9, p 230-231].
|